Hij haar
Zij rook hem in het brood
van de bakker met zijn jonge
veel te bleke vrouw
zij zag hem in de ogen
van iemand die haar
naar de tijd zou vragen
Het voelde haast alsof hij
altijd in haar was
al was zij ver en verderop
haast voelde het in haar
als was zij hem
en hij het brood de ogen
alles om haar
was hij
hij haar zij hem