Van de partij

Een hert dat langs de bosrand stond
ving met zijn bruine vel een gouden licht
dat de morgen kleurde.
Het was zo’n mooi gezicht:
er hingen fijne druppeltjes van dauw
aan zijn gewei, zijn adem verjoeg de kou.

Heel stil stond hij,
heel stil stond hij te kijken
naar wat er in het bos gebeurde:
drie konijnen huppelden voorbij
elk met een instrument.

Eentje had een trommel, eentje een trompet
en de kleinste droeg een basgitaartje,
die was de stoerste van de band.

Het trio was zojuist op weg
naar de bruiloft van een oom
die een geweldig dansfeest gaf
vlakbij een berkenboom.

Het hazenslaapje van het bruidspaar
werd door de trommel en de trompettist
met veel kabaal verstoord,
en niet eerder was er in het bos
het gejank van een gitaar gehoord.

Maar toen oom en tante in het hol
van de eerste schrik waren bekomen,
schoten ze van ontroering vol.

Het hert is met een grote sprong
tussen het kreupelhout verdwenen
om niet meer terug te komen.

Alle konijnen op het feest
gingen zich te buiten
en dansten tot de avond viel
en tot hun oren tuitten,
die van de muzikanten
nog het allermeest.