Bart Van der Straeten op Knack.be, oktober 2010

 191 gedichten uit het nest geroofd
Op dinsdag 19 oktober presenteren Jozef Deleu en deBuren het nieuwe, zestiende nummer van Het Liegend Konijn. Al meer dan acht jaar lang, inmiddels, gooit Jozef Deleu zijn ‘Liegend Konijn’ twee keer per jaar de openbaarheid in. Het “tijdschrift voor hedendaagse Nederlandstalige poëzie” bevat nog steeds alleen maar nieuwe gedichten, “uit het nest geroofd”, van grote namen en opkomend talent uit de Vlaamse en Nederlandse poëziewereld. Alleen al in kwantiteit levert dat telkens opnieuw een indrukwekkend werkstuk op. Zopas verscheen ‘Het Liegend Konijn 2010/2’, de zestiende aflevering alweer van het tijdschrift, en de cijfers spreken voor zich: 28 dichters stellen er hun werk in voor; in totaal bevat het nieuwe Konijn 191 gedichten. Deleu stelt zich tot doel niet een blad te maken voor één poëtica, maar telkens opnieuw een dwarsdoorsnede te brengen van de levende poëzie in Vlaanderen en Nederland. Zowel de oudste generatie (de negentigjarige Hubert van Herreweghen) als van de jongste (de 26-jarige stadsdichter van Nijmegen Jaap Robben) is in het nieuwe nummer vertegenwoordigd, net als de heel geschakeerde tussengeneratie van vijftigers, veertigers en dertigers. Poëtica’s mogen er lustig met elkaar botsen, tot meerdere eer en glorie van de Poëzie. Behalve Van Herreweghen staan er geen heel erg grote namen in het nummer, maar dat zegt niets over de kwaliteit. Enkele dichters die nog geen bundel publiceerden, leverden interessant en sterk werk aan: zo Jan De Bruyn, Maarten Embrechts, Myrte Leffring en Peter Tekelenburg. Wat de Vlaamse dichters betreft, is het een prettig weerzien met Ruth Lasters, Sylvie Marie en Tom Van de Voorde, die elk één bundel hebben uitgebracht en tonen dat ze nog meer fraais in de vingers hebben. Bart Moeyaert brengt een mooie reeks gedichten “voor de nacht”. Maar hét absolute hoogtepunt van dit Konijn is de ontstellende reeks ‘En tuchtig ons’ van de Nederlander Mark Boog, die eerder dit jaar al de krachtige bundel ‘Er moet sprake zijn van een misverstand’ uitbracht. In “Verder niets” en in de andere gedichten van deze reeks munt hij in uit in pijnlijk realisme:

 Onthechting is altijd vals, zegt de onthechte man
Hij heeft gelijk.
Verder is er niets te zeggen.

Of toch? Er is altijd wat te zeggen
voor gewoon maar doorgaan,
de schrale plekken vrolijk negerend –

 de plekken bij de slapen, veroorzaakt door het tuig
waaraan de oogkleppen, waaraan het bit,
waarop de felgekleurde veer die wuift.

Vrolijk negerend! Zo gaan wij door het leven,
zo gaan wij voor elkaar
door het vrolijke leven.

 – Mark Boog –

 (Bart Van der Straeten op Knack.be, 18 oktober 2010)