Het waait
Ik dacht altijd dat ik
een huis wilde aan het strand
ik at aan een tafel van wrakhout
met mijn mes peuterde ik
moeiteloos de schelpen open
ik ving regenwater op in een verweerde ton
van aangespoelde planken
maakte ik dat huis waar
altijd mensen zouden komen
en eten was er voor iedereen genoeg
ik zou vroeg wakker worden en vele,
vele verhalen vertellen aan kinderen
van vrienden
ik dacht dat de zee mij rust zou brengen
het water, de deining, het zout in de lucht
de schepen die ik van verre onderscheidde
ik zou goed knopen kunnen leggen
de getijden en de wolken kunnen lezen
vissen schoonmaken aan die tafel
vis voor vrienden
veel vis