Recensie Luuk Gruwez in De Standaard der Letteren, dec. 2010

 Uit het nest geroofd
Het liegend konijn is geen gewoon poëzietijdschrift. Veel verantwoording van keuzes is er niet. De enige redacteur, Jozef Deleu, laat de dichters aan het woord en speelt zelf de rol van trendwatcher. Dat levert ook in deze aflevering weer enkele mooie verrassingen op. Het liegend konijn, dat zijn naam aan Paul Van Ostaijen dankt, is geen gewoon poëzietijdschrift. Het verschijnt maar twee keer per jaar, en wordt per aflevering lijviger. Maar wat het meest opvalt, is dat Jozef Deleu, de enige redacteur, te veel verantwoording wantrouwt. De dichters zelf hebben het voor het zeggen. Jongeren en ouderen, toegankelijken en hermetisch ingestelden, allen staan zij gedichten af waarvan het heet dat zij ‘uit het nest geroofd’ zijn.
Deleu is met zijn Konijn de poëziegeschiedenis een stapje voor. Hij is een trendwatcher, en die trends zijn disparater dan ooit. Er bestaat geen zaligmakende poëtica meer. Le ridicule ne tue pas, maar de ouderwetse kansel vanwaarop poëticale zekerheden worden uitgegalmd, werkt al een paar decennia op de lachspieren van wie genoeg relativeringsvermogen heeft.
Uiteraard komt niet enkel poëzie van topniveau aan bod. Maar regelrechte wansmaak is in de jongste aflevering niet te vinden. Je krijgt uiteenlopende dichters te lezen als Pim te Bokkel, Tom van de Voorde en Sylvie Marie, om het nu eens bij enkele jongeren te houden. Daarnaast staan in dit nummer heel wat fraaie gedichten van nobele onbekenden, zelfs van mensen die al een zekere leeftijd hebben en pas recent zijn gedebuteerd: Jan de Bruyn bijvoorbeeld, of Johanna Geels of Myrte Leffring, om maar enkelen te noemen.
Dolle hond
Daarnaast maakt het jongste nummer van Het liegend konijn duidelijk waarom Mark Boog een van de allerbeste dichters van het moment is, zowel vanwege de herkenbaarheid van zijn stijl als vanwege zijn naturel en vanzelfsprekende diepzinnigheid.
Maar misschien zijn de meest geslaagde gedichten – tien stuks – van de hand van Ingmar Heytze. Te lang is Heytze het slachtoffer geweest van het vooroordeel dat populariteit en platitude noodzakelijkerwijs elkaars synoniem zijn. In Heytzes wereld worden normaliteit en abnormaliteit met elkaar geconfronteerd. Hoewel zijn toon onmiskenbaar Nederlands is, heerst er in zijn verzen ook een soort Belgische, surrealistische liefde voor het afwijkende. Daar moet Paul Van Ostaijens liegend konijn (uit een verhaal van 1926, waarnaar de bundel genoemd is, red.) soms vreselijk om lachen en huilen tegelijk: alsof het allemaal precies hetzelfde is. Maar ook angst regeert: ‘Achter elke voordeur/ huist een leven als een hond. Een dolle hond/ die bloed ruikt, dagen voor je komst.’
(Luuk Gruwez in De Standaard der Letteren, 3 december 2010)